Littekens
Ik wacht
& wacht
En er komt niets.
Verlang naar wat
niet komt.
Het duurt
te lang
Een eeuwigheid.
Een hartsprong
-diep-
verstomd.
Je hemelt
Op.
Ik Open,
voel de hunkering
En hop..
Je blijft weer weg.
Ik sluit vanzelf
En heel mijn hart
roept
Stop!
Je doet het
niet bewust,
dat niet.
Het is jouw
niet-gemis
dat mij vertelt
-in logica-
dat ik me
niet vergis.
Ik wacht
& wacht
En er komt niets.
Verlang naar wat
niet komt.
De lange tijd
-Een eeuwigheid-
Een hartsprong
-diep-
verstomd.
Binnenskamers
Zoute tranen
uit mijn ogen
proevend naar de zee
en meer
Ik kan moeilijk
half ervaren
alleen diep.
Soms met veel zeer
Woorden kunnen anders raken
met véél meer betekenis
dan wat jij ermee wil zeggen
en dan volgt vanzelf gemis.
Ik bescherm me
of probeer het
half,
dat lukt niet
Alles/niks
Woord, gezoek..
opnieuw
gesleutel aan
wat heet
mijn idee fixe.
Zoute tranen
uit mijn ogen
Proevend naar de zee
En meer
Zoekend,
vindend
weer verliezend
als elk mens
en keer op keer.
Eindejaarslied
De glazen staan op tafel,
ze weerkaatsen kaarsig goud
en ik kijk al uit naar nieuw,
terwijl ik mijmer over oud.
De donkerte vervaagt hier,
door de boom, het extra licht
en de zoetheid van de wijn,
de warme kus op jouw gezicht.
Het is de beste tijd
om met die mensen om te gaan,
waar ik sterk mee ben verbonden,
in het diepst van mijn bestaan.
Mijn familie en mijn vrienden,
een verhaal zo groot van klein.
een gestage melodie
van ons bijzonder mooi refrein.
Gebluste Zomer
De wind doet het voor
en blaast door het bos
een refrein van gemodereerd zijn.
Ik hoor vaag de woorden
‘Laat gaan, laat het los’
ik wil, maar het doet me wat pijn
De warmte, het deken
van zon en illusie
ik hou ze veel liever dichtbij
Als ik ze laat gaan,
-toch zoals ik het nu zie-
worden ze misschien nooit nog van mij
Het klein beetje rouw,
het loslaatmoment,
van zomer naar herfst en meer binnen
Er komt ook wel leuks,
maar als ik kon kiezen,
zou ik er nooit spontaan aan beginnen
Nog even, dan went het,
en is het weer fijn
met een boek en het vuur van een haard.
Maar voorlopig is
weemoed wat ik het meest voel
nu de herfst de hoogzomer bedaard.
Beloofd? Dat nooit
Ach, dat heb je met hopen
-het is net zo bedrieglijk als verwachten-
Het kan je lang gegijzeld houden,
-compleet met dwanggedachten-
En je weet: Het heeft geen zin
(stilstaan helpt je niet vooruit)
Uit je leven of erin?
Piekeren helpt toch geen fluit.
Wat moet komen, zal zo zijn
Tijd brengt raad (en rimpels)
Met -heel veel- of -zonder- pijn
Iets moeilijks, soms iets simpels.
Loslaten en verdergaan
-niet meer terug naar kijken-
Alsof het nooit écht heeft bestaan
-dat doet het minder lijken-
Hopen, ach. Ik blijf het doen.
Opnieuw -op nieuwe dingen-
Op moois, op (r) echt, op fel, op zacht
Op wat mijn hart doet zingen.
Puur
Zoals je daar ligt
met je hoofd
in de boog van je arm
Het ochtendlicht
streelt je contour,
maakt me warm
De lucht ruikt
naar linde
en lente
fris-licht
Je naaktheid
zo zuiver
je geur,
je gezicht
Dit beeld
is een lied,
in de ziel
van mijn zijn
Ik zing het
vanbinnen
het is er
voor altijd het mijn(e)
Willen, Kunnen
Ik wil wel geloven
-dat het kan-
Maar het kunnen,
kan ik niet.
Nog voor ik écht mezelf kan geven,
heb ik al teveel verdriet.
Een stem,
heel diep van binnen,
houdt me tegen
in mijn Zijn.
Ze wil me fel weerhouden
van teleurstelling
en pijn.
Ze zegt me: Stop met dromen,
je doet het beter niet
– je bent niet goed genoeg-
er is toch niemand die je Ziet.
Wat in mijzelf defect is,
– de groeven in mijn ziel-
zijn diep en erg aanwezig
– zij Achilles/ik de hiel-
Ik wou dat met een hechting,
een kus, of iets heel zachts
ik de groeven op kon vullen
– en geloven dat Ik mag –
Maar het heet de pijn van leven
– en het hoort ook écht bij mij –
‘t Is een stukje van mijn Zelf –
al maakt het nooit verlicht en blij
En gelukkig zijn er dagen
– of momenten, zo je wil –
van Geluk. En heel erg NU
Dan is mijn doemstem even stil.
Ik wil wel geloven,
-dat het kan-
Maar het kunnen,
kan ik -nog- niet.
Thuiskomen
Weet je
Ik hou van lichte lucht
en
van frisse wind
op mijn huid
Van ontwaken
door zon,
door een kus
of
een prettig geluid
Van alleen
op een berg staan.
Volledig
door stilte
omringd
&
van vliegen
en vrijheid
&
een hoofd vol muziek,
één dat zingt.
Van de Lindes.
De bomen,
de geur
en
hun thee,
Van genieten
van samen.
Ten volle
van één zijn
met twee.
In de frisheid
van groen
en het boomse
geruis,
kom ik
terug bij
mezelf
ben ik graag,
ben ik thuis.
Waarom ik zo hou van een dag als vandaag
Waarom ik zo hou van een dag als vandaag,
is omdat de zon -als een lichtende laag-
de lucht blauw maakt en
boomblaadjes groen en doorzichtig.
Ik weet niet precies hoe het zit biologisch
-maar mijn volle bewustzijn ervaart het als logisch-
dat mijn ogen alles liever zien en
ik volg.
Exact dàt is waarom ik hou van een dag als vandaag.
Ik noem hem gelukkig.
Gelukkig -en traag-
Leef. Simpelweg
Onstuimige golven
namen me met zich mee.
Ze stuwden me verder,
tot diep in de zee.
Geborgen omgeven,
door water omringd,
was ik écht gelukkig,
ikZelf weer als kind.
Gekoesterd door stilte,
ver weg van wat moet
kon ik het weer voelen:
ik lééf
het is goed.
Vanzelf
Ik durfde los te laten
en wat gebeurde toen?
Mijn mooie, rode luchtbal
wist precies wat hij moest doen.
Hij dreef in sier bewegend
op de wind zijn stoten mee
het touwtje dat eraan hing
volgde mijn ballon gedwee.
Daar vloog hij dan, mijn rijkdom
mijn hoogstpersoonlijk goed
Ik keek ernaar en wist:
dit is precies zoals het moet.
Onrecht
Als ik je onrecht aandeed
dan spijt me dat.
Het was niet
wat ik voor ogen had.
Het spelende kind,
het draakje in mij
waaide mee met de wind
Verwonderd en blij
Het draakje werd gulzig
en de wind ging tekeer.
Ik wilde het niet,
en tóch wilde ik méér
Als ik je onrecht aandeed
dan spijt me dat.
Het was niet
wat ik voor ogen had.