Chinook verloren in de tijd
Als jouw hoeven
Door de hemel galopperen
weergalmt de donder
In mijn hart
Je gehinnik
Doet bliksem lichten
En jouw ziel straalt
door donkere nacht
Je zoekt ons
Je roept ons
Maar de leegte
Was je al voor
Je staart in de verte
Weemoed blijft
Wij zijn verloren
Elkaar, in de tijd.
Mijn tuin
In mijn tuintje in Bonheiden
vliegen bijen af en aan
ze hebben klinkend klare namen
die niet in woordenboeken staan.
Tussen gele zonnebloemen
brommen hommels dik en log
zwaar van stuifmeel aan hun poten
kunnen ze amper vliegen nog.
En voor kleur zorgen de vlinders
ze fladderen van bloem tot bloem
onbezorgd gaan zij hun gangen
ze letten niet op al ’t gezoem
In mijn tuintje in Bonheiden
is het steeds gezellig druk
ook al zie ik er geen mensen
ik vind er steeds mijn klein geluk.
Madeliefje...
Madeliefje wit en klein
Wilt gij mijn boterbloempje zijn
Maar hoe kan dat?
Vroeg dat bloempje
Ik ben wit en toch niet geel
Ik heb linten en ook buizen
En een hele korte steel
Boterbloempjes zijn ook bitter
Mijn kransje dat is zoet en fijn
Mijn geel zonneke zit vanbinnen
Neen, nooit zal ik een ander zijn!
En zo straalde ’t madeliefje
Madeliefje wit en klein
Gelukkig met zijn eigen zelf
Zal nooit mijn boterbloempje zijn.
De Boom
De boom hij staat er
al tientallen jaren
Alleen en bloot voor
duizenden gevaren
De bliksem sloeg in
en vernielde twee takken
In het gat dat ontstond
huizen nu twee slakken
Zijn bladeren ruisen
in de late wind
Verkleuren zachtjes
in goudgele tint
Een eekhoorn vlucht snel
en springt in het rond
Verbergt al zijn nootjes
voor de winter komt
Het weer wordt guur
en koud en nat
Een noorderstorm
steelde zijn laatste blad
Hij staat nu naakt
in het stille dal
Tot de eerste sneeuw
zijn skelet weer kleden zal.
De slang
Langzaam draait de slang
Haar lichaam om zijn arm
Haar tong beweegt op fluitmuziek
Met noten lang en warm
Als bliksem flitsen haar ogen
Terwijl ze kronkelt en begeert
Steeds strakker gaat ze zitten
Een enkele noot die haar bezweert
Betoverd door de hoge tonen
Danst ze verder rond zijn nek
Zijn melodie verstomt tot stilte
Hij ziet nog slechts een groene vlek
Als blik en ziel elkaar ontmoeten
En zij hem in de dood verleidt
Streelt haar tong zijn wang zo zachtjes
Ze sist het lied van eeuwigheid.
Noordpoolijs
Ooit leerde jij me schaatsen
Op het poolijs in de zon
En je hield vast mijn hand vast
Zodat ik niet vallen kon.
En jouw lachen brak het ijs los
Dat ijs diep in mijn hart
En je warmte smolt de kou weg
En de nacht werd minder zwart.
Op noorpoolijs kan je dansen
In het midden van de nacht
Op noordpoolijs kan je lachen
Terwijl de sneeuw er valt heel zacht
En mijn wereld is bevroren
In een ijskristallen bal
Want neen niemand wilt nog horen
Dat ik jou nooit vergeten zal.
Ooit leerde jij me schaatsen
En nu kan ik het alleen
En ik draai rond rond de leegte
Ik kan nooit meer ergens heen
En jouw lach houdt mij gevangen
Hij klinkt steeds weer door mijn hoofd
Want in dit ijspaleis van stilte
Heb jij mij de eeuwigheid beloofd.
Op noorpoolijs kan je dansen
In het midden van de nacht
Op noordpoolijs kan je lachen
Terwijl de sneeuw er valt heel zacht
En mijn wereld is bevroren
In een ijskristallen bal
Want neen niemand wilt nog horen
Dat ik jou nooit vergeten zal.
De klok tikt
De klok tikt het leven weg
Terwijl haar vinger woorden breidt
Verhalen uit de krant
Die verdwijnen in de tijd
De koffie wordt langzaam koud
De kamer leeg en stil
Haar broodje ligt onaangeroerd
Terwijl ze tuurt over haar bril
Gerimpeld door de jaren heen
Brengt het nieuws haar steeds terug
Ze is eenzaam en alleen
De klokt die tikt, tikt veel te vlug.
Klaprozen
Klaprozen wiegen in de wind
Waar nu soldaten rusten
Hoe lang geleden al de tijd
zij hun geliefden kusten?
Een man, een zoon, een lief, een boer
zijn akker wordt nog steeds gezaaid
Allen geliefd en zo beweend
Toen hun leven werd weggemaaid
En in de stilte van grijze velden
Trilt hun schreeuw nog in de lucht
Doordrenkt hun bloed de koele aarde
En voedt zij daar de nieuwe vrucht
Nu vliegt een zwaluw over weides
En speelt langs de beek een kind
Waar soldaten eeuwig rusten
En klaprozen wiegen in de wind.
Cijfersoep
Mijn hoofd is net een cijfersoep
Het zit er veel te vol
Formules dansen op hun kop
Dat is toch al te dol.
De cijfers draaien rond en rond
Het lijkt wel één groot bal
De negen wordt een zes of nul
de twee zit in de val.
De cijferbakjes in mijn hoofd
Die zitten steeds dooreen
Hoe vaak ik ook probeer en doe
Ik raak er niet omheen.
En als ik dan een deling maak
Dan is de sleutel zoek
dan komt beslist een som eruit
het lijkt een puzzelboek.
“Doe meer je best, probeer nog eens”
Hoor ik dag in dag uit
“Je wilt het niet, je bent echt dom
Je doet voor school geen fluit.”
Het doet me pijn en heel echt waar
Ik wens het niemand toe
Want van zo’n bende in je hoofd
Word je alleen maar moe…
Ter gedicht, ter gedicht!
Ter gedicht, ter gedicht!
Woorden worden vederlicht
Strengelen samen in ‘t geheim
Wervelen rond tot dichtend rijm.
Zinnen worden ineen gevlochten
Soms eens recht en soms in bochten
Tot een symfonie van woorden
Die wij hier nog nimmer hoorden.
Een nieuw gedicht is nu geboren
Voor iedereen die het wil horen
En iedereen gaat nu verplicht
Ter gedicht, ter gedicht!
De carrousel
Mama, mama, kom eens kijken
Naar die grote molen hier!
Mama, mama, spiegels, bellen
Duizend kleuren en plezier.
En maar draaien en maar tollen
Paardjes dansen op en neer
Kinderen lachen, kinderen stralen
Draaien, draaien keer op keer
En de orgelman die speelt maar
Zijn muziek danst met ons mee
Leuke wijsjes, leuke deuntjes
Golvend, golvend als de zee
Mama, mama, roep je mij nog
Als het paard met jou verdwijnt
Mama, mama, en daar ga je
De zon die in je ogen schijnt.
En toen nam de wind je mee
Weg van mij, weg van de pijn
Weg van altijd samenzijn
En wat bleef was de nacht
Voor mij een oneindige kilte
Verstikkende duisternis en stilte
Toen voelde ik de wind
Hoorde je stem in mijn gedachten
Herinneringen die verzachten
De nacht werd zachte schemer
In mijn hart een warm huis
Daar is voor altijd nu jouw thuis.
Hocus pocus pim pam pop
Let nu even allen op
Voor een spreuk heel cool en hip
Maak van de juf een kale kip
Hocus pocus pim pam plaar
Neem een bosje van haar haar
En een nagel van haar teen
Dans er drie keer snel omheen
Hocus pocus pim pam pei
Weet je nog wat ik net zei
Drakenoog met bloed erbij
Meng het allemaal tot een brij
Hocus pocus pim pam prot
Roer het samen in een pot
Op een heel hoog heksenvuur
Tot het pruttelt om 12 uur
Hocus pocus pim pam pil
Wees nu allen heel erg stil
Kijk voorzichtig in het rond
Zie je ze lopen op de grond?
Dat is toch cool en heel erg hip!
De juf is nu een kale kip!
Hocus pocus pim pam pech
Heel de spreuk is nu weer weg..